Westerse baby's verliezen
complex ritmegevoel
Er blijkt geen aangeboren voorkeur te bestaan voor eenvoudige ritmes.
Baby's van zes a zeven maanden kunnen heel goed afwijkingen in complexe
ritmes onderscheiden, even goed als de afwijkingen in eenvoudige
ritmes.
Volwassenen die opgroeien in een muziekcultuur waarin eenvoudige
ritmes domineren, zoals de twee-kwarts- of driekwartsmaat (2+2+2+2)
uit de westerse muziek kunnen die afwijkingen in complexe ritmes
niet onderscheiden.
Volwassenen uit een muziekcultuur met complexe ritmes (zoals de
Bulgaarse of Macedonische, waar de maat een afwisselende lengte
heeft (2+2+2+3) maken dat onderscheid wel.
Dit blijkt uit een onderzoek Erin Hannon en Sandra Trehub dat gepubliceerd
wordt in het januarinummer van Psychological Science.
Westerse proefpersonen blijken bij experimenten veel moeite te hebben
met complexe ritmes, reden waarom werd aangenomen dat eenvoudige
ritmes van nature makkelijker aangeleerd worden dan ingewikkelde.
Uit dit onderzoek blijkt dat er geen aangeboren natuurlijk ritmegevoel
bestaat, maar dat zich dat ontwikkelt onder invloed van wat de baby
hoort in de eerste levensmaanden. Waar volwassenen die opgegroeid
zijn in een cultuur met eenvoudige ritmes de verschillen tussen
afwijkingen in eenvoudige en complexe ritmes niet meer opmerken
doen baby's van 6 a 7 maanden dat nog wel.
Daarmee lijkt het aanleren van ritme op het aanleren van medeklinkers:
kinderen kunnen tot ongeveer 11 maanden onderscheid maken tussen
klanken die niet in hun moedertaal voorkomen. Daarna verdwijnt dat
vermogen, en horen Nederlandse baby's bijvoorbeeld nog wel het verschil
tussen r en l, maar Japanse niet meer.
Voor het onderzoeksverslag zie www.psychologicalscience.org/media/releases/2005/pr050207.cfm.
Bron: NRC 12 februari 2005
|