Vier muggetjes vlogen omhoog en omlaag,
ze zoemden: wie zullen we steken vandaag?
Eén muggetje landde
precies op mijn knie,
pats! deed ik toen
en ik zag er nog drie.
Drie muggetjes vlogen omhoog en omlaag,
ze zoemden: wie zullen we steken vandaag?
Eén muggetje prikte
me op de wc,
pats! deed ik toen
en ik zag er nog twee.
Twee muggetjes vlogen omhoog en omlaag,
ze zoemden: wie zullen we steken vandaag?
Eén muggetje maakte
een bult op mijn been,
pats! deed ik toen
en ik zag er nog één.
Eén muggetje vloog wat omhoog en omlaag,
ze zoemde: wie zal ik gaan steken vandaag?
Het muggetje beefde:
ik durf niet alleen,
ze vloog bij me weg
en toen zag ik er geen!
|