Zingen |
|
|
Zing niet teveel verschillende
liedjes achter elkaar door. Een kind gaat namelijk een liedje
herkennen als het vaak gezongen wordt en denkt "daar komt
het weer". Herhalen geeft vertrouwen. |
|
|
Neem een ontspannen
houding aan; |
|
|
zorg voor een duidelijke
ademhaling; |
|
|
zing niet te laag; |
|
|
Probeer zo ritmisch
mogelijk te zingen. |
|
|
Zing je samen met het kind, geef dan hem/haar dan de gelegenheid
om mee te doen/zingen. |
|
|
Zing niet te moeilijk. |
|
|
Neem liedjes met een
duidelijke betekenis. |
|
|
|
|
Zingen
en bewegen |
|
|
Zing en beweeg zo ritmisch
mogelijk. |
|
|
Maatgevoel breng je
aan je kind over door het mee te bewegen op je knieën en
te klappen met de handen. |
|
|
Ritmegevoel kan je goed
doorgeven door met handen te klappen. |
|
|
Maat- en ritmegevoel
is goed voor de ontwikkeling van de motoriek. |
|
|
Beweegt het kind zelf
goed mee, dan is het tijd voor loopspelletjes. |
|
|
|
|
Zingen
en spelen |
|
|
Speel zelf zo ritmisch
mogelijk op de instrumenten. |
|
|
Wissel regelmatig van
instrument; het kind ervaart dezelfde/verschillende ritmes op
allerlei instrumenten. |
|
|
Het instrument versterkt
het maat- en/of ritmegevoel |
|
|
Laat het kind ook zelf
geluid maken op een instrument |
|
|
Een goed alternatief
voor als er geen instrumenten aanwezig zijn: slagvlakken, tafels,
stoelen etc. |
|